Na mijn bezoek aan een oogcafé op woensdag, gevolgd door een oogcongres op zaterdag, had ik zondag een huildag. Dat lag niet aan het programma, want dat was beide dagen top. Het lag ook niet aan de sfeer of de mensen, want ook dat was top. Ik had het naar mijn zin en wentelde me in een warm nest vol lotgenoten. Waarom dan toch daarna tranen?

Ik denk dat het kwam doordat het zo dicht op elkaar was, dat ik relatief veel uren me ‘oogpatiënt’ voelde. Iets wat ik natuurlijk ook ben, maar ik ben me er niet altijd van bewust. Ik kan het soms helemaal vergeten, tot ik er weer mee geconfronteerd word. Onder lotgenoten zijn is zo’n confrontatie. Ze mankeren allemaal iets aan hun ogen, van in lichte mate tot blind en ik ben één van hen.
En daar moest ik van huilen.



