Zo vader zo dochter

Mijn oude oom woont niet meer thuis, maar woont sinds kort in een verpleeghuis. Dat betekent dat hij afscheid heeft moeten nemen van zijn orchideeënkas. Hij kon al bijna niet meer lopen, maar toch ging hij nog dagelijks het trapje af, het grasveld over, kruipdoorsluipdoor naar de kas achterin in de tuin. Dochterlief hield elke keer haar hart vast.

De orchideeën merkten dat oom steeds korter in de kas was, vaker vergat ze water te geven, hun dode blaadjes niet meer afplukte en ze niet meer verpotte. De stemming in de kas werd somberder en somberder. Ze vreesden voor hun leven.

orchidee in de kas

Tot oom op kamers ging en dochter de kas onder haar hoede nam. Ze hield grote schoonmaak, scheidde het kaf van het koren en sprak de plantjes bemoedigend toe. Nu staat de kas er weer vrolijk bij, hebben de orchideeën het naar hun zin en zorgt dochterlief ervoor dat er altijd een bloeiend orchideetje op vaders kamer staat.

Voor I.

Herinneringen

Hij loopt krommer, zijn voeten sloffen, zijn benen zijn dunner. Zonder rollator wankelt hij als een rietje in de wind. Zijn spaarzame grijze haren staan wijduit, zijn gebit is helemaal uit.

Hij is bijna een jaar weduwnaar en hij is nog niet klaar. De orchideeën moeten nog verzorgd, de tuin nog bijgehouden en de NRC gespeld. Alleen dat laatste kan hij zelf, de rest doen zijn kinderen.

Een kleinzoon komt langs. Hij leeft op en wil alles van hem weten. Maar zonder gebit blijven de woorden vaak steken en is het raden naar wat hij zegt. Kleinzoon laat hem liefdevol in zijn waarde.

Heden en verleden lopen steeds meer door elkaar, gedachtensprongen zijn niet altijd te volgen, tranen liggen op de loer na 67 jaar samen zijn en nu alleen. Maar hij houdt vol. Want nu leeft hij nog tussen de herinneringen aan zijn vrouw.

Een glimlach in mijn hart

Mijn dierbare tante is er niet meer, gisteren heb ik definitief afscheid van haar genomen.

Als kind was ze voor mij mijn ‘goede’ moeder, waar mijn eigen moeder dat niet voor me kon zijn. Mijn moeder leeft al een aantal jaren niet meer, maar ik heb nu pas bij het overlijden van mijn tante, echt het gevoel dat ik mijn moeder kwijt ben.

Is de herinnering aan mijn eigen moeder eentje die somber stemt, de herinnering aan mijn tante is als de opkomende zon boven een helderblauw meertje. Een vrouw zo warm, zo vol liefde en ondanks de tegenslagen in haar leven zo onverwoestbaar optimistisch. Een vrouw met een groot hart, waar haar jonge nichtje zich aan mocht laven. Waar ze leerde dat ze er mocht zijn en de moeite waard was.

Als ik aan mijn tante denk is het gemis groot, maar de glimlach in mijn hart nog groter.

Maar één

Ik leef de dagen tussen het overlijden van mijn tante en de afscheidsdienst in een soort niemandsland. Ze is er niet meer en tegelijkertijd is ze er nog wel. Ik kan nog naar het rouwcentrum om haar te zien, ik kan haar nog aanraken, ik kan nog bij haar zijn. Maar dat wil ik niet, want zíj is er niet meer.

Ik tel de dagen tot ik definitief afscheid van haar kan nemen. Ondertussen poets ik het huis, leg ik mijn mooiste kleren klaar, regel ik onderdak, kijk ik naar een spannende serie, zit ik voor me uit te staren.
Laat een traan, bel mijn oom die alleen achterblijft en ontroostbaar is, schrijf een speech, hark de bladeren, lap de ramen en denk aan haar, de hele dag door.

Ruimte voor iets anders is er niet in mij. Geen afspraakjes, geen telefoontjes, geen gedoe. Mijn hoofd en mijn hart zijn gevuld met het heengaan van mijn favoriete tante. Van zo’n tante heb je er maar één.

Van zo’n tante had ik er maar één.