Kleine poesjes worden groot

links Roos, rechts Teun

Oh, wat waren ze schattig toen ze anderhalf jaar geleden bij ons kwamen wonen. Ze weken niet van elkaars zijde, speelden en sliepen samen, lagen samen op schoot. Waar de één was, was de ander. Roos en Teun, zus en broer.

Hoe anders is dat nu. Teun is uitgegroeid tot een stoere kater en Roos, kleiner dan haar broertje, tot een schattig poesje. Het samen spelen is voorbij, het samen slapen ook. Zelfs samen op de foto lukt niet meer. De spanning tussen hen is te snijden, er wordt geblazen en soms gevochten. Behalve als ze eten krijgen, dan trekken ze weer samen op.

We hopen dat het overgaat, een fase is. Dat ze aan het puberen zijn, hun wilde haren kwijt moeten. Want wat doe je dan? Dan ga je je broertje pesten of je zusje achterna zitten.

Hond Benthe heeft zichzelf tot scheidsrechter benoemd. Ze grijpt in als de poezen elkaar het leven zuur maken. Naar haar luisteren ze gelukkig nog, naar de baasjes al lang niet meer.

voor Roos, achter Benthe

Intiem gesprek

Voor het eerst naar de Dutch Design Week in Eindhoven. Mijn kleine nichtje is nu zo groot dat ze er mag exposeren. Zij is de reden dat we uit Noord-Groningen helemaal  naar het verre Brabant afreizen. Het is een slimpie, dat kon je in de wieg al zien. Twee studies doen en daarna ook nog promoveren, ze heeft het niet van mij.

kunstknie, gemaakt door Bertrand Burgers

We ontmoeten haar in de Embassy of health, waar de  nieuwste ontwikkelingen rond gezondheidszorg te zien zijn. Haar bijdrage (als deel van een team) heet Intimate Implant oftewel Intiem implantaat. Een biologisch afbreekbaar implantaat dat het menselijk lichaam aanzet tot herstel van, bijvoorbeeld, een knie en dat zichzelf na gedane zaken afbreekt. Futuristisch ja, maar niet ondenkbaar.

Met de koptelefoon op en een kunstzinnige weergave van een kunstknie in mijn armen, ben ik getuige van een intiem afscheidsbericht van het implantaat waarin het vertelt hoe het is om een mens op deze manier te helpen en hoe moeilijk het is om daarna afscheid te moeten nemen.

Ik voel het verdriet van een implantaat dat nog niet bestaat en misschien wel nooit zal bestaan, maar dat zo empatisch is dat het sowieso gezondheidsbevorderend is. In ieder geval voor mij.

Voor A.Fl.

Alles top en toch tranen

Na mijn bezoek aan een oogcafé op woensdag, gevolgd door een oogcongres op zaterdag, had ik zondag een huildag. Dat lag niet aan het programma, want dat was beide dagen top. Het lag ook niet aan de sfeer of de mensen, want ook dat was top. Ik had het naar mijn zin en wentelde me in een warm nest vol lotgenoten. Waarom dan toch daarna tranen?

afbeelding: knuffelbeer

Ik denk dat het kwam doordat het zo dicht op elkaar was, dat ik relatief veel uren me ‘oogpatiënt’ voelde. Iets wat ik natuurlijk ook ben, maar ik ben me er niet altijd van bewust. Ik kan het soms helemaal vergeten, tot ik er weer mee geconfronteerd word. Onder lotgenoten zijn is zo’n confrontatie. Ze mankeren allemaal iets aan hun ogen, van in lichte mate tot blind en ik ben één van hen.

En daar moest ik van huilen.

Schapenangst

Mijn tuin heeft een achteringang via het land van de buren. We hebben ‘recht van overpad’ en daar maak ik graag gebruik van, vaak samen met hond Benthe. Vooral na een lange wandeling is het fijn om het laatste stukje af te kunnen steken. Hoe eerder de koffie klaar staat hoe beter.

Op het land staan sinds kort zes schapen. Ze houden het gras kort, herkauwen wat en slapen veel. Ze maken verder weinig mee, dus des te leuker als er opeens een mens met hond langs loopt.

Nou is zowel dit mens als deze hond een beetje bang voor schapen. Van een afstandje met een hek ertussen prima, maar wat doen ze als je langs ze loopt. Gaan ze dan proberen je te verjagen of zijn ze alleen nieuwsgierig?

De koffie lonkte, dus Benthe en ik hebben het erop gewaagd. We kunnen het navertellen.

Het bosje van Kranz

Van de zomer was ik een weekend in Warmond, voor wie het niet kent: een tegen Oegstgeest aangeplakt dorp vol grote kapitale panden van door de bollenteelt rijk geworden heren. Een van die heren had er ook een bosje bij. Meneer Kranz, die raar genoeg niet door de bollenteelt maar door de textielindustrie aan zijn rijkdom was gekomen.

Toevallig liet ik in dit bos hond Benthe uit. Eerst passeerde ik een protserige villa, waarna ik opeens omringd was door taxusbomen en moerascipressen die tot ver in de hemel rijkten. Ik bevond me in een sprookjeswereld en zag kabouterkinderen van tak naar tak klauteren en eekhoorntjes gevaarlijke toeren uithalen in de boomkronen.

De bomen trokken zich er niks van aan. Ze murmelden wat en gingen door met wat ze al eeuwen doen: de toevallige wandelaar laten geloven in sprookjes. Met dank aan meneer Kranz.