Aan het water

“Ik woon aan het water”, hoorde ik laatst iemand zeggen. Wat leuk, dacht ik nog, dat zou ik ook wel willen. Maar ze bedoelde iets anders: “ik moet vaak huilen, mijn tranen zitten erg los”. Ik vond het een mooi beeld, maar voor haar had het een negatieve betekenis: ik moet altijd huilen en daar wil ik een ander niet mee belasten.

Sinds een paar weken woon ik ook aan het water. De ene huilbui na de andere dient zich aan. Ik geef me eraan over, want tranen horen bij mij. Laat maar stromen, laat maar gaan, het water moet uit mij. Ik  ga samen met mijn partner ergens anders wonen en verlies daarmee mijn droomhuis en tuin. En dat doet pijn. Daarom woon ik aan het water, net zo lang tot mijn tranen op zijn.

De snelste prik

Het is vrijdagmiddag, de laatste dag van de kerstvakantie. De wachtruimte is leeg, de enige die een prik komt halen ben ik. Ik snap die anderen wel, oliebollen en een injectie in je oog, dat smaakt niet samen.

                            afbeelding: oliebollen

Maar goed, ik zit hier nu eenmaal want mijn prikschema is dwingend. Afwijken is geen optie. ‘Tou moar’ zegt de Groninger in mij, t is nait aans’.

Dat ik de enige ben blijkt ook een gelukje te zijn, ik ben gelijk aan de beurt en sta na 10 minuten alweer buiten. Zo snel is het nog nooit gegaan, dit is een record. Als het aan mij ligt word ik alleen nog geprikt als het vakantie is. Nu maar hopen dat mijn prikschema niet dwars gaat liggen.

2025

Tekst Hel David, 1965

Hemelen

Ze was voorbereid en toch was het een schok. Ze had hem dit jaar al drie keer opgezocht waarvan de laatste keer op stel en sprong. Maar nu hoefde ze zich niet te haasten, hij was gaan hemelen. Haar hoogbejaarde oom, waarmee ze zo fijn over vroeger kon praten. Over samen cantharellen zoeken in het bos, logeerpartijtjes die altijd te kort waren, grapjes die elke keer weer leuk waren. Hij had deze wereld verlaten, het was zijn tijd.

Nu is ze voor de laatste keer onderweg naar hem. Hoe dichter de trein zijn bestemming nadert, hoe verdrietiger ze wordt. Deze keer zal hij haar niet begroeten met de woorden: “lieve meid, wat fijn dat je er bent”. Maar zij kan wel tegen hem zeggen: “lieve oom, wat fijn dat je er was en dat ik je liefde heb mogen ontvangen. Ik voelde me veilig bij jou en neem je voor altijd mee in mijn hart “.

Het is goed zo.

Rijden op zicht

De machinist van de intercity minder vaart en roept om: “we krijgen net een veiligheidsmelding dat er iemand langs het spoort loopt, we rijden voorlopig op zicht”. Ik stel me hem voor in zijn cabine vol toeters en bellen, beeldschermen, digitale snufjes en een computergestuurd bedieningspaneel. Alles om de reiziger veilig thuis te brengen.

Maar loopt er zo’n potentiële reiziger te dicht langs het spoor, dan gaat alle techniek overboord. Dan blijkt de machinist een mens te zijn die met zijn (of haar) ogen kijkt, die zijn eigen waarnemingsvermogen vertrouwd en weet wat het goede is om te doen.

Rijden op zicht, leven op zicht, samenwerken op zicht, verbinden op zicht (weg met polarisatie), liefhebben op zicht (weg met online dating). Gewoon met onze ogen, onze handen, onze harten. Zonder beeldscherm. De NS doet het ons voor.

P.S. De potentiële reiziger is goed thuisgekomen.