Sorry paardjes

Ik kijk naar buiten en zie twee paarden over het land naast mijn huis sjokken. De grond is drijfnat, hun hoeven maken diepe gaten in de bodem. Gelukkig is het niet mijn land, dus ik hoef die gaten niet te egaliseren. En ik hoef niets met de paarden, want ze zijn niet van mij.

Wat wel van mij is, is de tuin bij mijn huis. Daar moet ik wel wat mee. Door er alleen naar te kijken, wat ik graag doe, kom ik er niet. Ik moet aan de bak: snoeien, verplanten, bijknippen, opruimen en afvoeren.. Zelfs het gras heb ik al een keer gemaaid en dat begin april. Veel te vroeg in het jaar.

Als ik zou moeten kiezen tussen paarden waar ik alleen naar hoef te kijken en mijn tuin waar ik in moet zwoegen, wat kies ik dan? Zeker weten de tuin. Want al kijk ik graag naar paarden, ik kijk nog grager naar mijn tuin als die er pico bello bij ligt.

Sorry paardjes.

Paarden en suikerbieten

De suikerbieten op het erf van de boer liggen al maanden te wachten tot ze opgehaald worden. Het zijn er dit jaar zoveel dat er voor de paarden bijna geen plek meer is. Als het land te nat is kunnen de paarden de wei niet in, ze hebben dan een eigen plekje op het erf. Met als enig uitzicht: duizenden suikerbieten.

Aan een suikerbiet is eigenlijk weinig te zien. Het is een bonkig, schonkig ding met modder eraan. Als ik een paard was, zou ik er snel op uitgekeken zijn. Voor deze paarden geldt dat ook. Elke keer als ik langs loop kijken ze op en begroeten ze me met een luid gehinnik: “Ah, ben je daar weer, eindelijk afleiding, eindelijk een praatje”.

We hebben het dan even over het weer en hoe fijn het zou zijn als ze snel de wei weer in kunnen. Bij het afscheid beloof ik altijd de volgende dag weer langs te komen. Dat dat niet altijd lukt nemen ze me niet kwalijk, want of ik nu kom of niet, ze verheugen zich elke dag weer op mijn komst. En dat leidt ze toch maar mooi af van die saaie suikerbieten.