Schimmen

Ik ben bij de oogarts voor mijn 44e prik. De wachtkamer is leeg, dat betekent dat ik snel aan de beurt ben. Niets ergers dan een half uur moeten wachten en de spanning in mij voelen stijgen. De prik gaat goed en ik verlaat opgelucht het ziekenhuis om in de stad nog een boodschap te doen.

afbeelding: vage bomen in de mist

Hé, wat zie ik slecht, gaat er door me heen als ik op de fiets stap. Dat zal zo wel wegtrekken, zeg ik geruststellend tegen mezelf. Maar het trekt niet weg. Als ik in het centrum ben aangekomen, vertrouwend op mijn goede oog, ziet mijn slechte oog alleen nog maar schimmen. Schimmen van mensen, schimmen van auto’s, schimmen van gebouwen. Wat is er aan de hand, dit heb ik nooit eerder gehad.

Wat nu? Ga ik naar huis of ga ik terug naar het ziekenhuis. Wat is wijs? Ik weet het niet en besluit het ziekenhuis te bellen. Kom maar terug, dan laten we een arts ernaar kijken, is de reactie. Zo gezegd zo gedaan. De schimmen blijken het gevolg van alle druppels die ik gehad heb vóór de prik. Het zal zichzelf oplossen, maar dat duurt nog even.

Voor de tweede keer verlaat ik het ziekenhuis, opgelucht maar wel met de schrik in mijn lijf. Zou het kunnen dat mijn oog ooit zo slecht wordt dat ik alleen nog schimmen zie? Geen idee. Voor nu hou ik me maar vast aan de geruststellende woorden van de oogarts, dat dit niets met mijn maculadegeneratie te maken heeft.

Ze had trouwens gelijk, de schimmen zijn helemaal verdwenen.