Inburgeren

Op een regenachtige zaterdagmorgen meld ik mij om 10.00 uur bij het grasveldje naast de supermarkt. Daar worden in het kader van de Landelijke Natuurwerkdag honderden bollen geplant. Ik woon nu 5 maanden in het dorp en heb voor mezelf een inburgeringstraject uitgezet. Samen bollen poten past daar goed in, want ik hou van tuinieren en mis mijn grote tuin.

Ik schud handen met mijn nieuwe dorpsgenoten, al zijn een aantal ervan me al bekend. Vaak je naam noemen helpt de ander om je naam te onthouden. Hoop ik althans. Terwijl de regen op mijn rug klettert boor ik gaten in de zware kleigrond. Grote gaten voor de grote bollen, kleine voor de kleine bollen. Ik vul de gaten en stamp de aarde stevig aan. Ik hou het tempo er goed in, want wil niet onderdoen voor de anderen. Indruk wil ik maken, laten zien dat ik geen doetje ben maar een aanwinst voor het dorp.

Of dat gelukt is moet nog blijken.

Schapenverdriet

De afgelopen weken woonde ik naast een schapencrèche met vijf moeders en elf kinderen. Ik genoot van de dartele sprongen die het grut maakte en van de moeders die ingrepen als ze te opdringerig waren, vooral rond etenstijd. Er werd geblaat en gemekkerd, want ook dat moesten ze leren. Ze deden hardloopwedstrijden langs het hek van de tuin en vergrepen zich aan mijn aalbessenstruik. Dat was minder leuk, geen aalbessen met ijs dit jaar.

Tot vanochtend, toen er opeens geen schapenkind meer te zien of te horen was. Alleen de vijf moeders, die stonden nog op het veld. Ze maakten lawaai voor tien, roepend om hun grutjes, waar ze zoveel van hielden. De hele ochtend stonden ze hartverscheurend te blèren tot hun gejammer langzaam uitdoofde, ze hun kop lieten hangen en het stil werd, veel te stil.

De kinderen zijn spoorloos. Ik vrees het ergste.

Vijf kikkers

In onze tuin ligt een vijver. Elke dag loopt huisgenoot M. er een rondje omheen, op zoek naar kikkers. Elke dag is ze teleurgesteld: geen kikkers dit jaar. Tot vanochtend, toen ik opeens een luide kreet hoorde: “Ik zie kikkers, ik zie kikkers, één grote en vier kleintjes”. Ik rende naar buiten.

Samen stonden we over de vijver gebogen. “Waar dan?”, vroeg ik. Kijk daar, die groene. “Volgens mij is dat een blad”. Nee, kijk dan hij beweegt. “Dat komt door de wind, het is echt geen kikker”. Zo ging het nog even door tot ik alle vijf de kikkers in bladeren had veranderd.

Ik snap alle ophef over die kikker die in een prins veranderde echt niet.

Sorry paardjes

Ik kijk naar buiten en zie twee paarden over het land naast mijn huis sjokken. De grond is drijfnat, hun hoeven maken diepe gaten in de bodem. Gelukkig is het niet mijn land, dus ik hoef die gaten niet te egaliseren. En ik hoef niets met de paarden, want ze zijn niet van mij.

Wat wel van mij is, is de tuin bij mijn huis. Daar moet ik wel wat mee. Door er alleen naar te kijken, wat ik graag doe, kom ik er niet. Ik moet aan de bak: snoeien, verplanten, bijknippen, opruimen en afvoeren.. Zelfs het gras heb ik al een keer gemaaid en dat begin april. Veel te vroeg in het jaar.

Als ik zou moeten kiezen tussen paarden waar ik alleen naar hoef te kijken en mijn tuin waar ik in moet zwoegen, wat kies ik dan? Zeker weten de tuin. Want al kijk ik graag naar paarden, ik kijk nog grager naar mijn tuin als die er pico bello bij ligt.

Sorry paardjes.

Snoeien in de sneeuw

De hovenier komt de grote wilg snoeien, maar daar blijft het niet bij. ‘Ach, nu je hier toch bent kun je die es ook wel even weghalen en die veel te grote laurier bijsnoeien’. Hij vindt alles goed. Drie dagen later is hij nog steeds bezig. Ik voorzie hem van kopjes koffie en thee, voer hout af voor de houtopslag en sleep dunne takken naar de snipperaar. De zon schijnt en de sneeuw knispert onder mijn voeten.

het spoor van de snipperaar

De tuin knapt ervan op en ik ook. Ik ben niet zo’n wintermens, hou niet van uitzichtloos lange dagen waarvan de donkerte voetje voor voetje in mij kruipt.

Maar drie dagen bikkelen in de besneeuwde tuin met een zonnetje erbij, blijkt wonderen te verrichten. In mij hoor ik de eerste sneeuwklokjes klingelen en zie ik daar zelfs al een narcis zijn kopje boven de grond uitsteken?

Snoeien in de sneeuw brengt de lente en het licht in mij naar boven.