Aan het water

“Ik woon aan het water”, hoorde ik laatst iemand zeggen. Wat leuk, dacht ik nog, dat zou ik ook wel willen. Maar ze bedoelde iets anders: “ik moet vaak huilen, mijn tranen zitten erg los”. Ik vond het een mooi beeld, maar voor haar had het een negatieve betekenis: ik moet altijd huilen en daar wil ik een ander niet mee belasten.

Sinds een paar weken woon ik ook aan het water. De ene huilbui na de andere dient zich aan. Ik geef me eraan over, want tranen horen bij mij. Laat maar stromen, laat maar gaan, het water moet uit mij. Ik  ga samen met mijn partner ergens anders wonen en verlies daarmee mijn droomhuis en tuin. En dat doet pijn. Daarom woon ik aan het water, net zo lang tot mijn tranen op zijn.

Alles top en toch tranen

Na mijn bezoek aan een oogcafé op woensdag, gevolgd door een oogcongres op zaterdag, had ik zondag een huildag. Dat lag niet aan het programma, want dat was beide dagen top. Het lag ook niet aan de sfeer of de mensen, want ook dat was top. Ik had het naar mijn zin en wentelde me in een warm nest vol lotgenoten. Waarom dan toch daarna tranen?

afbeelding: knuffelbeer

Ik denk dat het kwam doordat het zo dicht op elkaar was, dat ik relatief veel uren me ‘oogpatiënt’ voelde. Iets wat ik natuurlijk ook ben, maar ik ben me er niet altijd van bewust. Ik kan het soms helemaal vergeten, tot ik er weer mee geconfronteerd word. Onder lotgenoten zijn is zo’n confrontatie. Ze mankeren allemaal iets aan hun ogen, van in lichte mate tot blind en ik ben één van hen.

En daar moest ik van huilen.