Je bent vroeg en toch staat er al een rij. Met hun neus tegen de glazen schuifdeuren gedrukt, staan de handelaren vooraan. Mannen in zwarte kleren, met verweerde koppen en een peuk in de mond. Vlak daarachter een ouder echtpaar en een vrouw met een kind van een jaar of vier. Jij staat, in je netste mantelpak, een paar meter verderop.
Aan de andere kant van de schuifdeuren worden de gordijnen, die inkijken onmogelijk maken, weggeschoven en de lichten gaan aan. De deur glijdt open en de handelaren sprinten de winkel in, op zoek naar koopjes die ze later die dag op hun marktkramen zullen uitstallen: “Antieke lampenkap, alleen vandaag voor €25”.
Je loopt schichtig naar binnen en kijkt zoekend om je heen. Het kind zeurt om een knuffelbeer, het echtpaar zoekt een zitbank. De man is met de eerste bank waar hij op gaat zitten dik tevreden, zijn vrouw wil alles uitproberen. Er staan er wel tien, allemaal onder de vijftig euro.
Je weet waar je naar op zoek bent, je bent al in alle winkels geweest die je kon bedenken. Je loopt gangpad na gangpad af, blijft af en toe staan en loopt snel weer verder. Opeens pak je, met een haast onzichtbare beweging van je hand, iets van de plank. Op je gezicht staat niets te lezen, alleen de lichte tred waarmee je naar de kassa loopt verraadt dat je gevonden hebt wat je zocht. Je stap in het onbekende is beloond, je zoektocht ten einde.