Vroeger, in mijn studentenjaren, dronk ik wel eens een glaasje te veel. Een avondje of een nachtje doorzakken hoorde erbij in de studentenflat waar ik woonde. Je bent jong en je wilt wat. En als je wat verlegen bent, helpt alcohol daar prima bij.

Nu ik niet meer jong ben, heb ik genoeg aan af een toe een glaasje. Maar altijd met mate. En toch heb ik sinds kort last van dronkenschap, in één oog. Bezie ik de wereld door mijn rechteroog dan waan ik me terug in de flat: de muren bewegen, details zijn een blur, wat recht was is krom. Kijk ik door mijn linkeroog dan ben ik zo nuchter als een dominee die zich voorbereidt op de dienst. De kerkbanken staan keurig in het gelid, de bloemen rechtop in de vaas.
Deze keer komt het niet door een glaasje te veel, maar door een bloedinkje in mijn oog. Gevalletje pech. Was de kater vroeger van korte duur, nu duurt ie veel langer. De oogarts zegt dat ik nog maanden dronken zal zijn. Aan één oog. Gelukkig heb ik er nog eentje.