De kittens Roos en Teun zijn inmiddels 6 maanden oud en allebei ‘geholpen’. Dat betekent dat ze nu naar buiten mogen. Maar eerst nog even samen met de baas de tuin verkennen. Voor de zekerheid met een tuigje om en aan de lijn. En algauw zonder lijn en zonder tuig. En tenslotte zonder baas.

Als het begint te schemeren worden ze met brokjes naar binnen gelokt, ze zijn nog te jong om het nachtleven in te gaan. Want daar sluipen grote woeste katers rond die dol zijn op schattige kittens. Eerst nog maar wat groter groeien, zeggen de baasjes. Roos en Teun leggen zich er morrend bij neer.
Tot de avond waarop Teun in geen velden of wegen te bekennen is. Eerst halen de baasjes nog hun schouders op: ‘ach, hij zal zo wel komen’. Maar de tijd verstrijkt, geen Teun. Toch maar een rondje door het dorp doen, toch maar in de dorpsapp melden dat hij kwijt is, toch maar visoenen krijgen van een kattenlijkje langs de weg.
En dan is het bedtijd en laat een van de baasjes de hond nog even uit en roept zachtjes ‘poes, poes, poes’ door het stille dorp. Je weet maar nooit. Bijna thuis klinkt er opeens een zacht gepruttel in de bosjes, hond Benthe reageert enthousiast en daar springt Teun tevoorschijn. Ongehavend, hongerig en zich van geen kwaad bewust.
Voorlopig heeft Teun nachtarrest, want de baasjes kunnen meer van dit soort avonturen niet aan.