Zo vader zo dochter

Mijn oude oom woont niet meer thuis, maar woont sinds kort in een verpleeghuis. Dat betekent dat hij afscheid heeft moeten nemen van zijn orchideeënkas. Hij kon al bijna niet meer lopen, maar toch ging hij nog dagelijks het trapje af, het grasveld over, kruipdoorsluipdoor naar de kas achterin in de tuin. Dochterlief hield elke keer haar hart vast.

De orchideeën merkten dat oom steeds korter in de kas was, vaker vergat ze water te geven, hun dode blaadjes niet meer afplukte en ze niet meer verpotte. De stemming in de kas werd somberder en somberder. Ze vreesden voor hun leven.

orchidee in de kas

Tot oom op kamers ging en dochter de kas onder haar hoede nam. Ze hield grote schoonmaak, scheidde het kaf van het koren en sprak de plantjes bemoedigend toe. Nu staat de kas er weer vrolijk bij, hebben de orchideeën het naar hun zin en zorgt dochterlief ervoor dat er altijd een bloeiend orchideetje op vaders kamer staat.

Voor I.

Paneel

Om niet te bevriezen in de slaapkamer hebben we een infraroodpaneel gekocht. Voor boven het bed. Omdat we nogal handig zijn besluiten we hem zelf te plaatsen. Althans dat is de bedoeling, tot we hem optillen en ons realiseren dat dit onze krachten toch echt te boven gaat. Gelukkig biedt de winkel uitkomst, ze sturen twee monteurs.

Terwijl wij in de keuken aan de koffie zitten, lossen zij het tekort aan stopcontacten in de meterkast op, hangen ze het paneel met gipspluggen aan het plafond (is dat wel stevig genoeg, vraag ik met paniek in mijn stem) en houden ze hond Benthe, die graag meedenkt, op veilige afstand.

Zodra ze vertrokken zijn zetten we het paneel aan en gaan we met het hele gezin: twee volwassenen, een hond en twee katten op bed liggen. Het is een beetje dringen om met z’n allen onder een infraroodpaneel van 30 x 160 te passen, maar het lukt. Een zalige warmte daalt op ons neer. We besluiten tot de lente zo te blijven liggen.

De kussentjes van Teun

Hoe leert een jonge poes dat een houtkachel heet is? Door er bovenop te springen. Je kunt nog zo waarschuwen: doe het niet; kijk uit; het is bloedje heet, maar het is aan dovekatsoren gericht. Vanaf de schoorsteenmantel sprong Teun via de kachel op de grond. Hij schrok zich rot, wist niet hoe snel hij weg moest komen, rechtervoorpootje hoog opgetrokken vluchtte hij de keuken in.

De baasjes wisten niet hoe snel ze hem moesten troosten en vooral hoe ze het pootje konden koelen. Gelukkig regende het en kon hij buiten zijn geschroeide kussentjes in een plas afblussen. Waarna hij op de bank onder een zacht dekentje in een diepe slaap viel. De baasjes hebben hem een paar dagen extra verwend en de natuur haar werk laten doen. Zelfs hond Benthe deed een duitje in het zakje door zijn pootje dagelijks schoon te likken.

De kussentjes zijn goed aan het helen. Teun is inmiddels weer de oude, brengt de baasjes muizen als bedankje voor de goede zorgen en mijdt de houtkachel. Maar van op de bank slapen onder een warm dekentje krijgt hij geen genoeg. ‘Beetje uitzieken’ noemt hij het.

Kleinzoon

Ik ben nog nooit bij een ijshockeywedstrijd geweest, maar als bonus-oma van een kleinzoon van 13 is dit mijn kans. Hij moet spelen in Groningen, ver weg van zijn eigen woonplaats, maar dicht bij de mijne.

Het lijkt me een koude bedoeling zo’n ijshal en dat is het ook. Het handjevol ouders en grootouders is bij lange na niet voldoende om de hal te verwarmen. Een dikke jas, sjaal, handschoenen, en hete chocolademelk doen wonderen.

Zijn vader legt me de regels uit, ze zijn zo ingewikkeld dat ik ze gelijk weer vergeet. Ik doe wel zonder. Bovendien heb ik al mijn aandacht nodig om kleinzoon te herkennen, temidden van die twaalf over het ijs krioelende mensjes verstopt in ijshockeypakken.

De wedstrijd is spannend en razendsnel. De strijd gaat gelijk op, ook al bestaat het thuisspelende team uit iets oudere spelers. Ze beuken tegen de boarding, maken noodstops, vallen en staan weer op. Ik schreeuw mijn keel schor.

Kleinzoon houdt zich dapper staande en is de tegenstander regelmatig te snel af. Dat belooft nog wat. Zijn team verliest uiteindelijk, maar dat mag mijn pret niet drukken. Ik heb hem zien spelen, dat was voor mij genoeg.

Voor T.

Au

“Ik heb goed nieuws”, zegt de oogarts. “De scan laat een verbetering zien, het vocht in uw oog is iets afgenomen”. Verbaasd kijk ik hem aan, goed nieuws na twee jaar lang slecht nieuws? Ik kan het bijna niet geloven. Weet hij het zeker? “Ja, kijk maar, hier ziet u het verschil met de vorige scan”. Ik kan er niet omheen, hij heeft gelijk.

Een dag later, bij het neerzetten van de kerstboom, stoot ik mijn hoofd keihard tegen de marmeren schouw. Ik barst in tranen uit. Niet omdat het zo’n pijn doet (al doet het dat wel), maar omdat ik sinds ik mijn oogprobleem heb heel vaak mijn hoofd stoot. Soms omdat ik de afstand niet meer goed kan inschatten, soms omdat ik iets net niet op tijd zie. Dit keer doet het extra pijn, omdat het goede nieuws van gisteren er niet voor zorgt dat ik minder vaak mijn hoofd stoot.

Ook al zegt de scan dat het iets beter gaat, mijn hoofd zegt nog steeds: au.