Maatje

Ik ben op bezoek bij mijn 96-jarige oom in Zeeland. Hij woont in een verpleeghuis waar je de hele dag binnen kan lopen. Ik grijp mijn kans en loop de deur bij hem plat. Al neem ik daarmee het risico hem slapend aan te treffen, maar dat maakt me niet uit, dan ga ik gewoon de krant lezen.

Hij is fysiek niet meer optimaal, maar zijn koppie doet het nog prima. Hij volgt het nieuws, maakt zich druk over de formatie en vraagt altijd hoe het in Groningen is. Daarmee bedoelt hij niet of de tuin het goed doet. Nee, hij vraagt naar de gaswinning en of er nou eindelijk doorgepakt wordt en wat een schande het toch is hoe we behandeld zijn en …

Deze vraag stelt hij al sinds 2012, elke keer dat ik hem spreek. Waar er ook mensen zijn die afhaken van elke keer weer mijn verhalen over de gaswinning, blijft hij mijn meest trouwe en meest betrokken maatje.

Voor de zekerheid, je weet maar nooit, heb ik hem vandaag verteld hoe blij ik daarmee ben. Hij wuift het weg “dat is toch vanzelfsprekend”, maar voor mij is het dat niet.

Ik hoop dat hij de vraag nog lang kan stellen.

Voor J.

 

Een glimlach in mijn hart

Mijn dierbare tante is er niet meer, gisteren heb ik definitief afscheid van haar genomen.

Als kind was ze voor mij mijn ‘goede’ moeder, waar mijn eigen moeder dat niet voor me kon zijn. Mijn moeder leeft al een aantal jaren niet meer, maar ik heb nu pas bij het overlijden van mijn tante, echt het gevoel dat ik mijn moeder kwijt ben.

Is de herinnering aan mijn eigen moeder eentje die somber stemt, de herinnering aan mijn tante is als de opkomende zon boven een helderblauw meertje. Een vrouw zo warm, zo vol liefde en ondanks de tegenslagen in haar leven zo onverwoestbaar optimistisch. Een vrouw met een groot hart, waar haar jonge nichtje zich aan mocht laven. Waar ze leerde dat ze er mocht zijn en de moeite waard was.

Als ik aan mijn tante denk is het gemis groot, maar de glimlach in mijn hart nog groter.

Maar één

Ik leef de dagen tussen het overlijden van mijn tante en de afscheidsdienst in een soort niemandsland. Ze is er niet meer en tegelijkertijd is ze er nog wel. Ik kan nog naar het rouwcentrum om haar te zien, ik kan haar nog aanraken, ik kan nog bij haar zijn. Maar dat wil ik niet, want zíj is er niet meer.

Ik tel de dagen tot ik definitief afscheid van haar kan nemen. Ondertussen poets ik het huis, leg ik mijn mooiste kleren klaar, regel ik onderdak, kijk ik naar een spannende serie, zit ik voor me uit te staren.
Laat een traan, bel mijn oom die alleen achterblijft en ontroostbaar is, schrijf een speech, hark de bladeren, lap de ramen en denk aan haar, de hele dag door.

Ruimte voor iets anders is er niet in mij. Geen afspraakjes, geen telefoontjes, geen gedoe. Mijn hoofd en mijn hart zijn gevuld met het heengaan van mijn favoriete tante. Van zo’n tante heb je er maar één.

Van zo’n tante had ik er maar één.

Dag Isha

Jarenlang leidde hond Isha mijn tante veilig over straat. Hij hielp haar oversteken, stopte bij elk rood stoplicht en waarschuwde haar voor fietsers en wandelaars. In huis zorgde hij dat ze niet over hem struikelde. Hij was tante’s steun en toeverlaat. Tot hij van een welverdiend pensioen mocht gaan genieten. Zijn tuig werd opgeborgen, hij was weer een gewone hond.

Maar niet voor mijn tante. Die vertroetelde en verwende hem als dank voor de vrijheid en de onafhankelijkheid die hij haar gegeven had. Dankzij zijn werk als hulphond kon zij zelfstandig de wereld in gaan. Ze waren onlosmakelijk met elkaar verbonden.

En nu opeens is hij er niet meer. Klinkt nooit meer het gekras van zijn nagels op de houten vloer of het leegslubberen van zijn waterbak. En zit hij s’middags nooit meer naast mijn tante, te wachten op zijn dagelijkse ‘brokje bij de thee’.

Voor H & J en I & PH

Niet meer

Een weekje Zeeland, eindelijk weer op bezoek bij mijn oude oom en tante. Zo’n bezoek bestond tot nu toe uit veel praten, af en toe wat mantelzorg geven en een beetje vakantie houden. Deze keer was het anders. Ze hebben inmiddels zoveel hulp en zorg nodig dat me het gevoel bekroop de buurtzorg in de weg te lopen. Toekijken hoe anderen zorgen en zelf niets doen maakt me tot toeschouwer. Ook een gesprek voeren met oom en tante viel niet mee, hun leefwereld en aandachtsspanne is klein geworden en hun vermoeidheid groot.

Er restte mij niets anders dan vakantie te gaan houden. Geen straf natuurlijk met al dat strand en de zee, maar het was niet waar ik voor gekomen was.
Waar ik voor kwam is er niet meer. En straks zijn zíj er ook niet meer.