Een heerlijk weekendje weg in de bossen van Lunteren. ’s Ochtends vroeg gewekt worden door druk kwetterende vogeltjes, hond Benthe die onvermoeibaar meeloopt met onze urenlange wandelingen. Tussendoor een boterham eten op een bankje met daarna als beloning pannenkoeken in het bosrestaurant. Het is hier goed toeven.

Op dag twee lopen we een rondje door het park. Het is nog rustig, weinig huisjes zijn bezet en de stacaravans staan nog in de winterstalling, zomers moet het hier erg druk zijn. In het campinggedeelte staan we opeens oog in oog met een lange muur, vervallen, half afgebrokkeld en overgroeid. Bij navraag blijkt dit de ‘Muur van Mussert’ te zijn. Door NSB-leider Anton Mussert in de jaren `30 van de vorige eeuw gebruikt voor toespraken op massale partijbijeenkomsten.
Opeens vind ik het hier niet meer zo fijn. Waarom staat deze muur hier zo plompverloren en in zo’n slechte staat. Waarom niet even een waarschuwing erbij dat je hier tegen een afschuwelijk verleden aanloopt. En wie bedenkt het om een vakantiepark te maken op zo’n beladen plek. Ik kan er met mijn hoofd niet bij.
In stilte lopen we verder.
Voor C.

Ik fietste liever in mijn eentje door het dorp, dan samen met mijn vader en moeder thuis te blijven. Thuis, waar ik me op 4 mei meer alleen voelde dan ooit. Pas jaren later begreep ik hun zwijgen, begreep ik het leed dat er onder schuil ging. En kon ik rouwen om de eenzaamheid waar we als gezin in gevangen zaten.