We hebben elkaar een tijdje niet gezien. Drie maanden om precies te zijn. We waren collega’s-op-vrijwillige-basis bij een organisatie in Stad. We hadden het goed samen, totdat bleek dat de organisatie niet goed voor ons was. Twee van ons stapten op, de derde twijfelt nog.
Tijdens de lunch praten we bij. Terugkerend thema: mag je als pensionado overdag een boek lezen? We worstelen er alledrie mee. Ik mag het alleen als er een fikse
storm om het huis waait. De anderen zijn nog strenger voor zichzelf: nee, nooit, zonde van m’n tijd.
Ja, daar hebben ze wel een punt. Het eindpunt van onze tijd komt steeds dichterbij. Als tijd schaars wordt, is het jammer het te vermorsen aan het lezen van een boek. Overdag dan. Of het ook voor de avond geldt, is het onderwerp van ons volgende afspraakje.
Dat geeft mij drie maanden de tijd om s’avonds het ene boek na het andere te verslinden. Of het nou stormt of niet.
Ik ben nu op de helft van mijn lijstje en het is al bijna vier uur. De tijd begint te dringen, het tuinafval lukt niet meer, de bibliotheek misschien nog net, voor Ronald Garros moet ik om half zes weer thuis zijn en mijn vriendin heeft al gebeld waar ik blijf. Dat wordt rennen.