Je hoopt dat het niet meer gebeurt, en dan gebeurt het toch. De allerlaatste opdracht van de schrijfcursus doet je steigeren, alwéér een spannend verhaal schrijven…
Je weet natuurlijk wel dat schrijven een echt vak is, van ploeteren, zweten, uitgummen en opnieuw beginnen. Als je geluk hebt, heb je ook nog een beetje talent, maar waar je echt niet zonder kan, is inspiratie. Ergens moet een snaartje gaan trillen, een idee opborrelen, een gedachte het levenslicht zien. Er moet iets in beweging gezet worden, liefst al in de eerste zin. Maar wat nu als er in de schrijver zelf niets beweegt, als elk probeerwoord op het vel onverbiddelijk afgekeurd en weggestuurd wordt, van het papier verbannen, het zwijgen opgelegd.
Wat moet je dan? Dan lees je je aantekeningen van de schrijfcursus nog maar eens door, op zoek naar inspiratietips. Nergens te vinden, daar kom je niet verder mee. De zware zwerfkei die je woordenstroom blokkeert, blijft liggen waar ie ligt.
Wat doe je dan? Dan zucht je diep, drinkt een glaasje wijn, gooit hout op het vuur en knabbelt aan een nootje. En opeens reikt je hand naar je tablet en schrijf je: ‘Hoe móet dat nou’? En die woorden blijken bevrijdwoorden te zijn, er volgen er meer, je hersens worden wakker, de wijnfles leger. Je schrijft jezelf uit het vacuüm, net zolang tot je zeker weet dat een spannend verhaal schrijven niet jouw ding is.
‘Hoe dat nou móet’? Nou gewoon, nooit meer doen.