Ik krijg per post een bedankkaart na het overlijden van mijn tante. Achterop de kaart staat een recept ‘voor de lekkerste Jan Hagel!’ Het is geschreven in het handschrift van mijn tante. Het was haar lievelingsrecept en iedereen die haar kende wist hoe lekker ze waren.

Voorop de kaart staat een foto van haar. Een foto die haar weer heel dichtbij brengt. Ja, zo is ze, zo ziet ze eruit. Oh nee, zo zag ze eruit. Ze is er niet meer. Even raak ik in de war. Ik weet heus wel dat ze overleden is, maar tegelijkertijd verwacht ik elk moment een telefoontje van haar. Waarin ze opgewekt als altijd vraagt hoe het met me is en zij vertelt over de kleinkinderen die bij haar op bezoek zijn geweest en hoe die genoten hebben van haar Jan Hagel koekjes.
En dat ik dan zeg: oh, die vind ik ook zo lekker. Bak je ze de volgende keer dat ik er ben ook?
En dat zij dan zegt: ja, natuurlijk. Wanneer kom je?
En dat ik dan…
En dat ze dan nooit dood gaat.