
Hond Benthe moet voor zijn jaarlijkse controle en vaccinatie naar de dierenarts en ik moet mee. Ik zie er erg tegenop. Zo’n dierenarts is voor mij een soort God, die al mijn fouten in de opvoeding genadeloos zal afserveren. “Mevrouwtje, u heeft uw hond niet goed opgevoed, kijk nou, hij springt tegen me op en probeert me een lik te geven”. En dat ik daar dan blozend en stotterend sta en wat onverstaanbaars mompel.
Nu heb ik het geluk dat Benthe de leukste, liefste, mooiste hond is die er bestaat en dat hij alles en iedereen aardig vindt, ook de dierenarts. Hij gaat huppelend de spreekkamer in en komt er huppelend weer uit. Ja, hij springt tegen de dierenarts op en probeert snoepjes van zijn bureau te jatten. Ja, hij steekt zijn neus in de la met medicijnen. Maar hij doet het zo charmant en ondeugend dat de dierenarts erom moet lachen.
Aan het eind van het consult krijgt Benthe een brokje en ik een koekje. Samen huppelen we de spreekkamer uit. Mijn angst voor de dierenarts is over.
Ik begrijp er helemaal niets van. Waarom heeft die mevrouw in die witte jas zo’n grote spuit in haar hand. Waarom komt ze steeds dichterbij en pakt ze me in mijn nekvel. Nee, dit wil ik niet, ik wil weg. Au, blijf van me af. Waarom doet mijn baasje niets? Wat gebeurt er?
Zo klein was ze nog maar toen ze bij ons kwam. Joppe was een zorgenhondje. Samen met haar broertjes en zusjes was ze te vroeg bij de moederhond weggehaald en daardoor was ze nog niet wegwijs in de wereld. We hebben haar veel moeten leren en vooral veel geduld moeten hebben. Maar het is goed gekomen, al bleef ze altijd wat argwanend naar mensen die ze niet kende. Vertrouwde ze je eenmaal, dan was het ook voor altijd.
En toen ging het snel. We hebben haar nog twee dagen om ons heen gehad en vanochtend heeft de dierenarts haar bij ons thuis laten inslapen. Het is goed zo en we gaan haar missen. We blijven achter met poes Floris, die zich afvraagt waar haar maatje gebleven is.