Ik maak mijn eerste lange treinreis sinds maart 2020. Vijf uur treinen dwars door Nederland. Reden: mijn dierbare tante heeft ernstige gezondheidsproblemen. Nee, geen corona. Maar wel geraakt door corona: geen plek voor haar op de revalidatie, die ligt vol Covid patiënten. Dus is ze nu thuis met een hele batterij hulptroepen.

Anderhalf jaar lang heb ik haar en mijn oom niet gezien. Te oud en te kwetsbaar om ze aan bezoek bloot te stellen. Gelukkig is regelmatig bellen coronaproof. Maar nu de nood aan de vrouw is, gaat alle voorzichtigheid overboord.
Onderweg lees ik ‘de Fundamenten’ van Ramsey Nasr. Toen ik jong was waren mijn tante en oom de fundamenten onder mijn leven, ik speelbal en buffer in het kwetsbare huwelijk van mijn ouders. Zij werden mijn zelfgekozen ouders. Nu is het mijn beurt er voor hen te zijn.
Als ik ze bezig zie, zo in hun kleine wereldje waarin elke handeling bergen energie kost, hou ik regelmatig mijn hart vast. Het gaat allemaal net en soms bijna net niet: “Tante kijk uit, je gaat naast je stoel zitten”. ‘Ach kind, stel je niet aan, ik doe het altijd zo en het gaat altijd goed’.