“Kom je buiten spelen?” vroeg mijn jeugdvriendinnetje bijna elke dag. Mam, mag het? Ja, als je maar wel met eten thuis bent.
De afgelopen jaren moest ik hier vaak aan denken als mijn tennisvriendje me af kwam halen om te gaan tennissen. Elke week fietste hij langs en ik zorgde ervoor dat ik klaar stond. Week na week, de seizoenen rond, behalve als het weer te bar was. Dan kwam hij niet.
Vanaf nu komt hij helemaal niet meer. Hij verhuist naar Stad. We blijven tennisvriendjes, maar we zijn fietsvriendjes af.
Dag tennisfietsvriendje, het ga je goed in Stad.