De kleinkinderen zijn op bezoek, twee stuks, samen zijn ze negen jaar. Twee blonde godinnetjes die ons huis en ons rustige leventje overnemen. Er moet gespeeld worden, dat maken ze vanaf het begin duidelijk. “Oma, wil je met me spelen?” roepen ze elke drie minuten. Het maakt ze niets uit waar Oma mee bezig is, zelfs op de wc ben je niet veilig.
Gevolg: ik heb al vijf keer verloren met Memory en dat gaat je niet in je koude kleren zitten, vooral niet als je van een vierjarige verliest. De voetbal is al minstens drie keer in de vijver gevallen en wie moet hem eruit halen? De inhoud van de spelletjeskist ligt door het hele huis verspreid. Opruimen, ho maar! Winkeltje spelen vinden ze het leukst, met echte centjes (ja, die bestaan nog) koop ik denkbeeldige ijsjes, tot ik er buikpijn van krijg. En dan moet er tussendoor ook nog gedronken, gesnoept en gehuild worden.
Afzien is het, maar oh wat geniet ik ervan.